Het wettelijk erfrecht bepaalt hoe een erfenis wordt verdeeld, als er geen testament is. Hoe werkt het wettelijk erfrecht precies?
Wettelijke verdeling erfrecht
Bij een verdeling van een nalatenschap volgens het wettelijk erfrecht, wordt er onderscheid gemaakt tussen vier groepen van mogelijk erfgenamen. De vijfde groep is de Nederlandse Staat. Deze groepen erfgenamen zijn:
- Geregistreerd partner of echtgenoot en de kinderen
- Ouders, broers en zussen en halfbroers- en zussen. Ouders krijgen elk een kwart van de erfenis. Halfbroers- en zussen krijgen de helft van wat de volle broers en zussen erven.
- Grootouders en kinderen en kleinkinderen van deze grootouders.
- Overgrootouders en het nageslacht van deze grootouders
- De Nederlandse Staat
Bij de verdeling van een nalatenschap gaat de volledige erfenis in eerste instantie volledig naar de eerste groep personen. Heeft de overledene in de eerste groep geen erfgenamen, dan gaat de erfenis naar de tweede groep. Zijn ook in de tweede groep geen erfgenamen, dan gaat de erfenis naar de derde groep enzovoorts. Heeft iemand dus helemaal geen erfgenamen, dan gaat de nalatenschap naar de staat.
Tip! Wil je je erfenis op een andere manier verdelen dan volgens het wettelijke erfrecht? Dan kun je dit vastleggen in een testament en dit testament registreren bij een notaris. De erfenis zal dan volgens dit testament verdeeld worden.
Het wettelijke erfrecht in de eerste groep
In de meeste gevallen blijft de erfenis in de eerste groep. Ondanks dat zowel de partner als de kinderen van de overledene in deze groep vallen, gaat de erfenis in de praktijk alleen naar de partner. Pas als deze komt te overlijden, erven de kinderen hun deel. Dankzij deze regeling kan de langstlevende echtgenoot op dezelfde manier door leven. Als de kinderen hun deel eerder opeisen, kan deze partner bijvoorbeeld niet meer in het huis blijven wonen en uiteindelijk kan dit zelfs tot financiële problemen leiden.
Als een ouder overlijdt, dan gaat de ene helft van het vermogen naar de langstlevende partner en de andere helft wordt op papier verdeeld over de kinderen. Zij krijgen een zogenoemde vordering op deze partner. Dat wil zeggen dat de langstlevende partner een schuld heeft bij de kinderen. Deze schuld hoeft pas afgelost te worden als de ouder overlijdt.
Over de vordering moet rente betaald worden als de wettelijke rente hoger is dan 6 procent. Dus stel dat deze wettelijke rente 7 procent bedraagt, dan is de rente 1 procent. In de praktijk komt dit erop neer dat de erfenis in de vordering wordt verhoogd met deze rente. De langstlevende partner betaalt dus niet jaarlijks een bedrag aan de kinderen.
Erfrecht wettelijke verdeling en de belasting
Kinderen erven in feite dus pas echt als beide ouders zijn overleden. De erfenis blijft namelijk eigendom van de langstlevende echtgenoot totdat deze overlijdt. Over de vordering die de kinderen op de langstlevende echtgenoot hebben, hoeven zij geen erfbelasting te betalen. Deze langstlevende partner schiet in feite de erfbelasting voor, waardoor de vordering van de kinderen lager wordt. De kinderen betalen ook geen vermogensrendementsheffing over het vermogen dat zij als vordering erven.
De langstlevende partner betaalt wel de vermogensrendementsheffing over het vermogen. Dit is de belasting over spaargeld. Erft deze partner ook de woning, dan blijven dezelfde belastingregels in box 1 gelden. Dat wil zeggen dat deze partner nog steeds recht heeft op de hypotheekrenteaftrek, maar ook de belastingen over de woning moet betalen.
Let op: Soms is er sprake van vruchtgebruik. Dat wil zeggen dat de kinderen het ‘blote eigendom’ van het vermogen of van de woning hebben, maar dat de langstlevende partner de woning of het vermogen blijft gebruiken. Dit is het vruchtgebruik. Tot 2012 moesten de kinderen dit blote eigendom als vermogen in box 3 aangeven, maar dit hoeft niet meer.